Plantaardige en dierlijke cellen
Aan het einde van dit onderdeel kun je:
- de delen benoemen van plantaardige en dierlijke cellen.
- de kenmerken en functies noemen van deze onderdelen.
- de delen benoemen van plantaardige en dierlijke cellen.
- de kenmerken en functies noemen van deze onderdelen.
In de figuur hieronder zijn twee soorten cellen afgebeeld.
Welke cel is plantaardig en welke is dierlijk?
Antwoord:
Cel A is plantaardig. Cel B is dierlijk.
Benoem de onderdelen van de twee cellen: (>>>)
Klik hier voor organen in de cel >>>
|
Klik hier voor de ABCD vragen >>>
Vraag 1: Plantaardige cellen en dierlijke cellen verschillen op verschillende onderdelen. Zo heeft een plataardige cel een celwand en een dierlijke cel niet. Een onderdeel dat ze beide wel hebben is de celkern. Wat is de functie van deze celkern? A. Het regelt alle processen in de cel B. Het zorgt ervoor dat de cel kan groeien C. Het regelt de communicatie met andere cellen D. Het zorgt voor de celdeling Antwoord:A. De celkern regelt alles wat er gebeurt in de cel.
Vraag 2: Een plantaardige cel heeft een celwand. Deze celwand zorgt ervoor dat de plantencel stevig is. Is deze celwand een deel van een levende plantaardige cel? A. Ja, het is gemaakt door de cel zelf B. Ja, want elke celwand is levend materiaal C. Nee, een celwand van dood materiaal is gemaakt D. Nee, een celwand behoort tot een dode plataardige cel Antwoord:C. Een celwand is gemaakt door de cel en is inmiddels dood.
Vraag 3: Joost gaat kamperen met een tent. Op de camping waar hij wil kamperen krijgt hij van de eigenaar te horen dat hij maar één week op hetzelfde plekje mag staan en daarna zijn tent minimaal twee meter moet verplaatsen. Dit omdat het gras anders geel wordt. Waarom gebeurt dit? A. De chloroplasten veranderen in chromoplasten door een gebrek aan zonlicht. B. De chloroplasten veranderen in chromoplasten door een gebrek aan zuurstof. C. De chromoplasten veranderen in chloroplasten door een gebrek aan zonlicht. D. De chromoplasten veranderen in chloroplasten door een gebrek aan zuurstof. Antwoord:A. Door de tent krijgen de bladgroenkorrels (chloroplasten) geen zonlicht meer. Hierdoor veranderen deze in kleurstofkorrels chromoplasten)
Vraag 4: Plankton is een verzamelnaam voor alle levende organismen die zwevend in het water leven. Fytoplankton zijn voor een grootdeel ééncellige plantjes, zoöplankton eencellige diertjes. Bepaalde soorten walvissen zoals de baleinwalvis filteren dit plankton uit het zeewater als voedsel. Mensen zouden niet al het plankton uit de zee even goed kunnen verteren in ons maag-darm stelsel. Welk soort plankton zouden wij minder goed kunnen verteren en waarom niet? A. Fytoplankton omdat het bladgroenkorrels heeft B. Fytoplankton omdat het celwanden heeft C. Zoöplankton omdat het een celkern D. Zoöplankton omdat het diertjes zijn Antwoord:B. Celwanden bestaan uit cellulose en deze zijn moeilijker door ons te verteren.
|
Klik hier voor de vragen >>>
|
Plastiden: